In het Klimaatakkoord is afgesproken de verduurzaming van bestaande woningen te bevorderen met het vaststellen van een isolatiestandaard. De standaard wordt gebaseerd op de bouwkundige/ technische mogelijkheden in combinatie met de financiële haalbaarheid. Bijvoorbeeld: woningen zonder spouwmuur vergaand isoleren vraagt hogere investeringen. De standaard zal daarom voor vooroorlogse woningen minder strikt zijn dan voor naoorlogse woningen. Woningen die verregaand kunnen worden geïsoleerd tegen acceptabele kosten, kunnen volstaan met een lage(re) temperatuur warmtebron. Voor andere woningen is een midden of hoge temperatuur warmtebron nodig.

Standaard isolatie-eisen bij bouw
- Bouwjaar tot 1945
Bijna geen spouwmuren of erg smal. Houten vloeren, enkel glas. - Bouwjaar 1945-1975
Ongeïsoleerde spouwmuren. Ook andere bouwdelen niet of nauwelijks geïsoleerd. Veel nog enkel glas. Te openen ramen en open afvoeren. Nog weinig CV. - Bouwjaar 1975-1995
Eisen aan energetische kwaliteit. Minimaal isolerend vermogen (Rcwaarde) van gevel en dak. Dubbele beglazing in woonkamer. Vloeren en wanden van prefab beton. - Bouwjaar vanaf 1995
Het vermogen van alle dichte bouwdelen om warmte en kou te weren is minimaal 2,5 m2 K/W en dubbele beglazing. Ventilatieroosters en mechanische afvoer. Later balansventilatie waarbij buitenlucht via warmteterugwinning wordt voorverwarmd door afgezogen binnenlucht. Centrale verwarming met hoge temperatuur standaard.
Aansluittemperatuur woningen
Voor een- en meergezinswoningen na 1945 wordt uitgegaan van een aansluittemperatuur van 50 graden. Voor een- en meergezinswoningen voor 1945 wordt uitgegaan van een aansluittemperatuur van 70 graden.
Verbeterniveaus bestaande bouw
- Niveau 0: huidige niveau
- Niveau 1: oorspronkelijke niveau
Bij oplevering woning - Niveau 2: gangbare verbetermaterialen
Oudere isolatiemaatregelen en maatregelen in eigen beheer - Niveau 3: gangbare verbetermaatregelen. Bovengrens
Recente isolatie-maatregelen. Veelal als pakket Niveau 4: vergaande maatregelen.
(technisch) relatief vergaande verbetermaatregelen
Maatregelen voor een lage temperatuur verwarming
De stap naar een lage temperatuur verwarming (50 graden aanvoertemperatuur) vraagt om een maatregelenpakket niveau 4 met vloerverwarming of (ventilatie)convectoren. Voor ongeveer 20% van de woningen is maatregelen niveau 3 voldoende.
Parameters voor de warmtevraag zijn ventilatiesysteem, thermische kwaliteit constructies zoals ramen, vloer, gevel, deuren, eventuele gevelpanelen en dak, en de mate van infiltratie via naden, kieren en andere lekken in de bouwkundige constructies. Verder wordt gekeken naar de compactheid van de woning. Dat is de verhouding tussen vloeroppervlak en buitenschil van de woning.
Voor extra maatregelen kan gedacht worden aan het verbeteren van de thermische kwaliteit van de buitendeuren, isoleren van eventuele panelen in en tussen kozijnen, het verder verbeteren van de luchtdoorlatendheid van de woning of de toevoeging van luchtkwaliteitssensoren aan het ventilatiesysteem.